Op ’t spoor van de Bourgondiërs, de aartsvaders van de Lage Landen, deel 9

by Bob van Dijk

Deel 9: Nancy, Metz, Luxemburg, Aarlen en La Roche-en-Ardenne

Vrijdag 9/8 Via Nancy en Metz naar Luxemburg

Via de snelweg zijn we langs Nancy naar Metz gereden, waar we met onze fietsen net drie kwartier hadden om een bliksembezoek te brengen aan deze oude vestingstad en wat informatie in te winnen over de aanwezigheid van de joodse gemeenschap. Om 15.00 hadden we namelijk een stadwandeling gepland in Luxemburg. Gezien de beperkte tijd die we hadden, heb ik geaarzeld tussen Nancy en Metz; welke stad interessanter zou zijn om te bezoeken. Het is Metz geworden, doordat ik toch vooral nieuwsgierig was geworden naar een museum, waar een speciale tentoonstelling moest zijn over de joodse aanwezigheid daar. Maar wat betreft mijn speurtocht naar de sporen van de aartsvaders, volgt hier toch eerst nog kort een moment om het trieste einde te gedenken van Karel de Stoute, van wie een afbeelding in het verzamelalbum ’s Lands Glorie, dat Bart van Loo toen inspireerde tot het schrijven van zijn boek De Bourgondiërs.

Slag bij Nancy op 5 januari 1477

Nadat hij het oude Lotharingen had hersteld door de Elzas en Lotharingen in te lijven, belegerde Karel de Stoute in 1477 de stad Nancy. Hij vond er de dood in een gevecht, waarvan de omstandigheden duister gebleven zijn. Zijn lijk werd, half aangevreten door de wolven, onder de sneeuw terug gevonden. Hij werd herkend aan zijn lange nagels en de littekens van vroegere gevechten. René II van Lotharingen liet hem eervol begraven in de Sint-Joriskerk in Nancy. Pas in 1550 zou zijn stoffelijk overschot worden overgebracht naar de OLV-kerk van Brugge, waar hij rust in een praalgraf naast dat van zijn enige dochter Maria van Bourgondië. Daarmee is hij de enige hertog van Bourgondië die geen graf kreeg in het dynastieke mausoleum van Champmol nabij Dijon.[1]

Plaatje 182 uit s’ Lands Glorie: Twee mannen die komen aanlopen naar het lijk van Karel de Stoute, aangevreten door de wolven.

De dood van Karel ‘de Vermetele’, maakte een einde aan de Bourgondische oorlogen en leidde uiteindelijk ook tot de opheffing van het hertogdom Bourgondië. Maar wat is nu zijn legacy?
Karel was iemand die moeite had om te delegeren en nam niet graag raad van anderen in ontvangst. Hij was vreselijk trots en voelde zich algauw tekort gedaan en gekwetst als hem niet voldoende eer werd bewezen. Zoals zijn vader kon hij heel erg boos worden, maar hij was dan niet meer te overreden. Met de jaren werd hij steeds eigenzinniger en onverzoenlijker. Als vorst was hij meedogenloos en zijn hovelingen waren bang voor zijn uitbarstingen van woede.

Om de dynastieke lijn voort te zetten, trouwde hij op 30 oktober 1454 met Isabella van Bourbon in Rijsel (Lille). Op 13 februari 1457 werd zijn enige nageslacht geboren: Maria van Bourgondië (die de grootmoeder zou worden van de latere keizer Karel V). Toen Isabelle met Karel in september 1464 in Gorinchem was en Karel, nadat de familie Croys in ongenade was gevallen, definitief als leider van het Bourgondische leger werd aangesteld, toen besloot zij naar Gent terug te keren, waar haar dochter Maria woonde. Die reis werd haar echter fataal, aangezien zij aan tuberculose leed en onderweg in de abdij van Sint-Michiel in Antwerpen daaraan overleed op 26 september 1465. Zij was amper 28 jaar oud.
In 1468 hertrouwde Karel met de 22-jarige Margaretha van York, de zus van de Engelse koning Eduard IV. Het huwelijk werd in Brugge met veel pracht en praal voltrokken. Hij kon en wilde immers niet onderdoen voor zijn vader, wiens Feest van de Gazant, wel het feest van de eeuw werd genoemd. In Brugge wordt overigens nog steeds iedere vijf jaar dit huwelijk van Karel en Margaret herdacht als de Praalstoet van de Gouden Boom. In 2024 nog en wel op 25 augustus! De verbintenis met Margaret bleef echter kinderloos. Ze zagen elkaar ook maar een paar maanden per jaar.

Meer dan van vrouwen en dans hield Karel echter van de kunst van diplomatie en van het krijgsbedrijf. Karel de Stoute droomde ervan om net als Alexander landen en volkeren te veroveren en een groot rijk te stichten. De verspreide vorstendommen in Bourgondië en in de Nederlanden wilde hij verenigen via een stoutmoedige expansie naar de Rijn: de Elzas en Lotharingen, Gelderland en Keulen. Zijn vader had hem daarbij de weg gewezen, maar hij zou slagen waar zijn vader had gefaald. In zijn dromen zag hij het erfdeel van Lotharius in de verdeling van Europa in het jaar 843 herrijzen: een rijk dat zich uitstrekte van Italië tot aan de Friese Zee.
De belastingdruk door de vele oorlogen werd echter steeds hoger tijdens de regeerperiode van Karel de Stoute (na het overlijden van zijn vader in 1467).  Dit leidde ertoe dat Karel en zijn naasten steeds meer moesten overleggen met hun onderdanen, wat de positie van de hertog ondermijnde. Als gevolg van deze zwakkere positie vergaarden de steden, die belangrijk waren in de formatie van de Nederlanden, meer macht.  Al met al vormden de bestuurlijke vernieuwingen en de economische afhankelijkheid van de Bourgondische hertogen samen de aanleiding tot de eenwording van de Lage Landen.

Van blijvende betekenis is, dat Karel de Stoute in 1473 het parlement De Grote Raad van Mechelen stichtte, het hoogste rechtsorgaan in de Nederlanden. De openingszitting volgde in 1474. Het ontstaan van een Rekenkamer en een centrale rechtbank en de totstandkoming van een centraal overlegorgaan in de vorm van de Staten-Generaal bevorderden de bestuurlijke integratie.

Karel voerde de  druk tot centralisatie alleen te hoog op. In 1468 rekende Karel voorgoed af met de Luikenaars, die al sinds 1465 opstandig waren. In 1471 viel hij het hertogdom Gelre binnen om hertog Arnold te steunen tegen zijn zoon Adolf van Egmond. Adolf werd gevangengezet en om hem te onterven duidde Arnold Karel aan als wettige erfgenaam van Gelre en het bijhorende graafschap Zutphen.
Karel  zag zichzelf als een groot vorst en na deze successen werd het hoog tijd, dat hij zich niet alleen als een koning zou gedragen, maar ook tot koning benoemd zou worden. Daarom wilde hij zich in Trier tot koning laten kronen door de keizer van het Heilige Roomse Rijk, Frederik III. Op 30 september 1473 trok Karel de Stoute met zijn gevolg Trier binnen voor een gesprek met de keizer. De hertog droeg een kostuum versierd met tientallen diamanten. Zijn doel was dat de titel koning van Lotharingen opnieuw ingevoerd zou worden (deze titel was in 900 afgeschaft), doordat de keizer Karel tot koning zou kronen. De bisschop van Metz was al speciaal afgereisd om Karel in te zegenen. Maar de andere keurvorsten in het Heilige Roomse Rijk waren bang geworden voor de toenemende invloed van het Bourgondische Rijk en overtuigden de keizer om van de kroning af te zien. De nacht voor de kroning ontvluchtte Frederik III de stad per schip over de Moezel, zodat Karel zijn onverwachte vertrek niet tijdig opmerkte.
In 1842 zou A.L.G. Bosboom-Toussaint een historische roman uitbrengen over deze mislukte kroning te Trier: Eene kroon voor Karel den Stouten, dat hier als Pdf te lezen is.
Nadat Karel de Stoute het stadje Neuss van juli 1474 tot juni 1475 had belegerd (als steun aan de opstandige aartsbisschop van Keulen Ruprecht van de Palts), was keizer Frederik III in onderhandeling getreden met Karel. Als hij zou winnen mocht hij er landvoogd worden. Maar het beleg mislukte en bij de vredesonderhandelingen moest Bourgondië afzien van Neuss. Tijdens deze onderhandelingen werd wel al het huwelijk van Maria met Maximiliaan gepland.

In 1477 sneuvelt Karel dan echter bij de belegering van Nancy en door de onophoudelijke drijverijen van de infernale koning Lodewijk XI van Frankrijk schudt het Bourgondische Rijk op zijn grondvesten. Lodewijk XI, die nog maar pas de Honderdjarige Oorlog tegen Engeland succesrijk had beëindigd, kon zijn werk nu vervolledigen door de op Bourgondië verloren gebieden opnieuw in te lijven. Klik hier voor een leesfragment over deze episode in De Bourgondiërs van Bart van Loo.

Hier volgt een citaat van bijzonder hoogleraar Bronontsluiting Jan Burgers, werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam en Huygens ING, die op 14 september 2018 een college gaf over de politieke ontwikkelingen in de vijftiende eeuw op de Collegedag Late Middeleeuwen.
De meeste centrale instellingen verdwijnen na Karels dood. Niettemin is het nog steeds een wonder van de geschiedenis, dat de Nederlanden niet meteen weer volledig uiteenvielen tot de lappendeken vorstendommen die ze voor de Bourgondiërs geweest waren. Het voornaamste probleem was dat Karel de Stoute geen mannelijke erfgenaam had. Hij werd opgevolgd door zijn dochter Maria van Bourgondië (1477-1482), die getrouwd was met Maximiliaan I van Oostenrijk (1459-1519), een Habsburgse kroonprins. Een verbond van Nederlandse gewesten had de nodige druk uitgeoefend op de totstandkoming van dit huwelijk, omdat er sterke medestanders nodig waren om de militaire dreiging uit Frankrijk het hoofd te bieden. Dankzij een gemeenschappelijke vijand kwamen de Nederlandse gebieden zo dus nader tot elkaar en zetten een eerste aanzet naar een Nederlandse identiteit.
Uiteindelijk zou het keizer Karel V zijn, die het doel en de droom van zijn overgrootvader, naar wie hij vernoemd was, zou verwezenlijken: een sterke bundeling van 17 gewesten, die hij als Bourgondische Kreits in 1548 in zijn Rijk opnam. Hij versterkte de staatsrechtelijke eenheid onder het gezag van één enkele vorst (tijdens de Pragmatieke Sanktie van 1549). In 1531 had Karel V door de instelling van de collaterale raden (o.m. de belangrijke Raad van State) de centralistische bestuursvorm gevestigd en het gezag in handen gelegd van een vrouw: de nieuwe regentes, zijn jongere zuster Maria van Hongarije, die haar befaamde tante Margareta van Oostenrijk opvolgde. (zie mijn eerdere blog). Als zeer belangrijk relict uit de Bourgondische periode bleven de Gewestelijke Staten als mede de Staten-Generaal bewaard.[2]

Metz

Metz kwam over als een heel gezellige stad, met een mooi gerenoveerd centrum, pleinen vol terrassen, een fijne overdekte markt en de werkelijk prachtige Saint-Étienne kathedraal met glas-in-loodramen, ontworpen door Marc Chagall en uitgevoerd door glazenier Charles Marq, waarvoor wij helaas geen tijd hadden om die te bezoeken hebben. Maar via deze weblink ook thuis te zien zijn!

Wij kwamen niet veel verder dan wat informatie via het Office de Tourisme en de tip bij een zekere boekhandel te kijken. Gevraagd naar boeken over de joodse geschiedenis in Metz, werd ik uiteindelijk op dit boek gewezen:

De geschiedenis van de Joden in Frankrijk heeft echter vooral aanleiding gegeven tot ‘getto-achtige’ verhalen, waarin ze niet als actieve en creatieve subjecten verschenen, maar in wezen als passieve objecten – objecten van discriminatie, vervolging, verdrijving, van emancipatie, integratie… en zelfs uitroeiing. Het was tijd om van perspectief te veranderen.Onder leiding van Sylvie Anne Goldberg presenteren honderdvijftig specialisten uit zes landen voor het eerst, op een duidelijke en beknopte manier, een interculturele geschiedenis waarin de Joden onder meer echte actoren zijn in het Franse lot .

Een boeiend verhaal, grotendeels onbekend bij het publiek, wordt op toegankelijke wijze gepresenteerd in dit unieke en rijk geïllustreerde naslagwerk. Talrijke kaarten, chronologieën, kaders met portretten of verklaringen van woordenschat, referenties, enz. laten de lezer toe zich naar believen te verplaatsen in deze originele geschiedenis van Frankrijk, verdeeld in vier grote delen met opvallende kleuren.

Op de website Cultural Guide to Jewish Europe vond ik nog wat meer specifieke info over Metz en de joodse invloed daar. De joodse aanwezigheid in Lotharingen lijkt terug te gaan op de oudheid. Na de dood van Clovis in 511 wordt Metz de hoofdstad van het koninkrijk Austrasië.
Die invloed is echter pas in 599 gedocumenteerd in correspondentie tussen de paus en de koningen van Austrasië. De belangrijkste locaties gewijd aan het joodse culturele erfgoed van Metz bevinden zich tussen de synagoge en En Jurue, rue du ghetto, waar waarschijnlijk een zeer oude synagoge stond en waar de gettopoort nog steeds te zien is. Daardoor begreep ik, dat ik vooral het Cour d’Or museum zou moeten bezoeken. Er schijnt daar een zaal te zijn, die gewijd is aan het joodse culturele erfgoed van Metz. Het project ‘Perennial Memory’ werd in 2023 in het museum gelanceerd, met als doel de museografie van de geschiedenis van deze gemeenschap te vernieuwen. Het project werd gelanceerd in samenwerking met de Europese Dagen van de Joodse Cultuur. Ik hoop dat museum alsnog ooit nog eens te kunnen bezoeken.

Het eerste officiële document dat de aanwezigheid van Joden in Metz bevestigde, was een provinciale raad in de middeleeuwen, die christenen verbood om met Joden te dineren. Veel christenen volgden dit advies echter niet op en er vonden nog steeds vriendschappelijke en intellectuele uitwisselingen plaats rond deze tafels. Sigebert van Gembloux (1030-1112) raadpleegde bijvoorbeeld Joodse geleerden om passages uit de Bijbel te vertalen. Dit was een tijd waarin de regio die zich uitstrekte van Champagne tot de Rijnlandse gemeenschappen Speyer, Worms en Mainz, via de Elzas en de Moezel, de thuisbasis was van een buitengewone ontwikkeling van Joods intellectueel leven. De meest invloedrijke vertegenwoordiger van deze intellectuele gouden eeuw in Metz was Rabbenu Gershom. Hij werd geboren in Metz in 960 en werd de leidende figuur in het middeleeuwse Lotharingse jodendom. Hij werd door Rashi, een van zijn leerlingen, het ‘Licht van de ballingschap’ genoemd en leidde een Talmoedische school in Mainz. Deze gouden eeuw kwam in Metz in 1096 ten einde met de massamoord op 22 Joden uit Metz tijdens de ‘eerste’ volkskruistocht onder leiding van Peter de Kluizenaar (niet die van Godfried van Bouillon).

In 1234 maakt een burgeropstand de stad vrij van de bisschoppelijke macht. Metz wordt dan een vrije stad, een oligarchische republiek, onder de bescherming van het Romeins-Germaanse keizerrijk. In 1237 moesten buitenlandse Joden die Metz binnenkwamen speciale belastingen betalen. Tot de verdrijving van de Joden uit het hertogdom in 1477 (nadat Karel de Stoute in dat jaar was gesneuveld !?) werden de Joden van Metz, net als veel andere gemeenschappen in Frankrijk en Europa, hartelijk verwelkomd of aangemoedigd om te vertrekken, afhankelijk van de fluctuerende sociaaleconomische beoordelingen van politieke en religieuze leiders.

Ik wil hier nog noemen dat van 19 oktober 1552 tot 1 januari 1553 het Beleg van Metz  plaatsvond, dat op een mislukte poging van de keizerlijke troepen van Karel V zou uitlopen, om de stad Metz te heroveren op de Fransen onder koning Hendrik II, wiens intocht (na de dood van koning Frans I in 1547) op 18 april 1552 een vreugdeloze aangelegenheid was geweest voor de francofiele schepenen. Voor Karel (die net vrede had gesloten met de protestanten) was het een ontgoocheling die bijdroeg aan zijn aftreden een paar jaar later in 1555. Met Metz verloor het Heilig Roomse Rijk zijn grootste Franstalige stad, al zou het dat pas in 1648 met de Vrede van Westfalen erkennen. Op 26 maart 1552 had Karel V overigens Willem van Oranje nog benoemd tot kolonel over 10 vendels Duitse soldaten die in de buurt van Metz een nieuwe vesting moeten bouwen vanwege de oorlog die hij met Frankrijk voerde.[3]
NB: Toen keizer Karel V op 25 oktober 1555 terugtrad als heer der Nederlanden, leunde hij bij deze plechtigheid in Brussel op de schouder van de 22 jaar jonge prins Willem. Tegen zijn zoon Filips II zei Karel V: “Houd deze jongeman in ere, hij kan je waardevolste raadgever en steun zijn”.

Het beleg van Metz door Karel V in 1552 in ‘Les sieges celebres’ gravure door Gilbert

Op de Place d’Armes zagen wij nog vanaf onze fiets deze opmerkelijke poster, die tot solidariteit met de joodse gijzelaars oproept, op de gevel van het stadhuis Hôtel de Ville.

Gevel van het stadhuis Hôtel de Ville met poster om gijzelaars te bevrijden.

Luxemburg-stad

Doordat er toch geen directe parkeerplek bij het verzamelpunt voor de stadsrondleiding was en we wel 5 verdiepingen laag onze auto moesten parkeren, besloten we de drukke stad maar met onze fietsen te verkennen, terwijl we tevergeefs verschillende gidsen aanklampten om die van GetYourGuide te ontdekken. Dat ging goed, zolang we boven in de ‘oude Oberstadt’ in het winkelgedeelte bleven, tot we stuitten op een wel heel diep dal en de benedenstad, met uitzicht op de enorm hoge rode brug over een vallei en uitzicht op de Kirchberg, waar in het bank- en handelscentrum zich ook Europese instituties gevestigd hebben, waaronder het Europese Hof van Justitie.

De Grund benedenstad Luxemburg

Wil je meer zien? Kijk hier dan maar mee:

Nadat we onze ogen hadden uitgewreven en beelden op onze smartphones hadden vastgelegd en opnieuw de naam Vauban waren tegengekomen, viel mijn ogen op een treintje van Sightseeing.eu, waarmee we middels een heldere audiogids alsnog het hele verhaal van deze bijzondere stad konden meekrijgen en onderweg o.a. deze vestiging  van Microsoft tegenkwamen.

Toen we ineens voorbij de Jeugdherberg kwamen, had ik ineens een déja-vu-ervaring. Klopte dit echt? Ik werd er ineens aan herinnerd, dat ik ooit op mijn 16e met een schoolvriend in de zomervakantie van 1976 via allerlei jeugdherbergen helemaal naar Luxemburg was wezen fietsen en daar waarschijnlijk heb overnacht. Vreemd dat ik me dat toen pas realiseerde.

De onderstaande foto geeft een prachtig beeld van de Grund, een van de oudste delen van Luxemburg-stad, gelegen in de benedenstad aan de oever van de Alzette-rivier. Origineel woonden in deze wijk veel kunstenaars en handarbeiders, die hier ook hun werken verhandelden.

Bijna duizend jaar lang herbergde dit gebied een fort, dat zo sterk was, dat het bekend stond als het ‘Gibraltar van het Noorden’. Vooral na de versterkingen van Vauban, daar is hij weer. Er is zelfs een Vauban-route: een cultureel en toeristisch circuit in de sporen van de militair ingenieur Sébastien Le Prestre de Vauban (1633-1707) en volgt de geschiedenis van de ontwikkeling van het Luxemburgse fort, van een middeleeuws stadje tot de ontmanteling ervan in 1867.

Een overzicht van de belangrijkste jaartallen vertelt dat graaf Siegfried van de Ardennen, beschouwd wordt als stichter van de stad Lucilinburhuc [klein fort] en in 963 de kasteelsite op de Bock-rots op de weg van Reims naar Trier verwerft. Dat Koenraad I, een andere graaf van Luxemburg in 1086 de benedictijner abdij van Altmünster stichtte en dat het kasteel aan het begin van de 13e eeuw werd uitgebreid door gravin Ermesinde, dochter van Hendrik de Blinde, graaf van Luxemburg en Namen. De logische vraag is dan steeds in wiens dienst die graven stonden. Immers, als er een graaf is moet er ook een koning of keizer zijn. Wie waren dat? Wel het Huis Luxemburg heeft behalve veel graven ook een aantal Rooms-Duitse keizers voortgebracht:

Rooms-Duitse keizers

In 1308 werd graaf Hendrik VII van Luxemburg (1274-1313) tot koning (later keizer) van het Heilige Roomse Rijk gekroond en twee jaar later werd zijn zoon Jan de Blinde koning van het koninkrijk Bohemen, zodat de macht van de Luxemburgers in het Heilige Roomse Rijk steeds groter werd.
In 1354 verhief keizer Karel IV (1316-1378), die zelf graaf van Luxemburg was geweest, het land tot hertogdom onder zijn jongere halfbroer van rooms-koning Wenceslaus (1337–1383) en onderdeel van het Duitse Keizerrijk. Dit is dezelfde Karel IV, die we kennen van de universiteit en de beroemde Karelsbrug in Praag en ook wel ‘de rode draad van Praag’ wordt genoemd.
Zijn beoogde opvolger zoon Wenceslaus I/IV  werd in 1400 door een deel van de keurvorsten afgezet als rooms-koning.
Zijn halfbroer hertog Sigismund van Luxemburg (1368-1437), werd de laatste 5 jaar wel keizer van het Heilige Roomse Rijk. Hij was de laatste heerser uit het geslacht van deze Luxemburgers.

Zie extra voetennoten onderaan voor bijzondere wetenswaardigheden over deze ‘Rooms-Duitse Keizers’.


Maar wat schetste mijn verbazing: in datzelfde lijstje van belangrijkste data lees ik: 1443 Beleg, verovering en gedeeltelijke verwoesting van het kasteel door de Bourgondiërs én 1543-44, 1554 Herhaalde aanvallen op Luxemburg en gedeeltelijke verwoesting van het kasteel. Verovering van Luxemburg door de Spanjaarden onder Karel V.

Ik heb het pas later thuis kunnen uitzoeken, maar de Bourgondiërs hebben ook hier zeker hun sporen nagelaten. Hun geschiedenis begint met een symbolisch huwelijk en wel dat van de derde (maar tweede overlevende) zoon van Filips de Stoute en Margaretha van Male.

Anton van Bourgondië (1384-1415 Azincourt)

Na het overlijden van zijn eerste vrouw Johanna van Saint-Pol in 1407, die hem twee kinderen had geschonken: Jan IV van Brabant en Filips van Sint-Pol, hertrouwde hij tijdens een luisterrijk banket op het kasteel de Coudenberg in Brussel op 16 juli 1409 met Elisabeth van Görlitz, de hertogin van het Luxemburgse Huis, een dochter van Jan van Gorlitz, de derde zoon van Karel IV, keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie! Bij hun huwelijk stond bij de ingang van het kasteel en fontein opgesteld, die een toekomstige vereniging van Bourgondië met Luxemburg moest voorstellen, want uit de ene borst van een sirene vloeide Rijnse wijn, uit haar andere wijn van Beaune. Dit huwelijk verschafte hem in 1411, de titel van hertog van Luxemburg, alsook de keizerlijke erkenning van Wenceslaus van zijn opvolging in Brabant. Toch waren er drie veldtochten (1412-1414) nodig om de Luxemburgse adel te onderwerpen. Het huwelijk bleef echter kinderloos, omdat hij op 25 oktober 1415 sneuvelde in de Slag bij Azincourt tijdens de Honderdjarige Oorlog tussen het leger van koning Hendrik V van Engeland en dat van Karel VI van Frankrijk.

Elisabeth van Görlitz hertrouwde in 1418 met Jan van Beieren, tevens de prins-bisschop van Luik. Deze zoon van graaf Albrecht van Holland maakte tegenover gravin Jacoba van Beieren van Holland aanspraak op Holland, maar overleed in 1425 eveneens kinderloos. Als weduwe kwam Elisabeth van Görlitz in financiële problemen en kocht Filips de Goede (jawel hij weer) in 1435 haar rechten op Luxemburg af met een forse som. Filips’ oudste bastaardzoon Cornelis werd gouverneur van Luxemburg. Als weduwe had ze moeite haar gezag te handhaven en stelde daarom hertog Filips de Goede in 1441 aan als ruwaard[5]. In 1443 deed zij afstand van Luxemburg, in ruil voor een jaarlijkse lijfrente van 7000 gouden florijnen. Luxemburg werd toen ingelijfd bij de Bourgondische erflanden en Filips de Goede volgde haar op als hertog ‘bij verpanding’. De bejaarde Elisabeth overleed in 1451, waarna Filips nog eens 40.000 gouden florijnen ophoestte om ook de erfrechten op Luxemburg te bemachtigen. Met deze investering wilde hij zeker ook het grote gat tussen de noordelijke en zuidelijke gewesten dichten. Voortaan reisde Filips de Goed langs Luxemburg als hij van Dijon naar Brussel moest.

Het Huis van Valois-Burgundië 1465-1477

Na de dood n 1477 van de laatste hertog van Bourgondië, Karel de Stoute, kwam het hertogdom Luxemburg samen met de andere Bourgondische erven in handen van diens dochter Maria van Bourgondië en haar echtgenoot, de latere keizer Maximiliaan I.
Door de Pragmatieke Sanctie van Karel V in 1549 maakte het voortaan deel uit van de Habsburgse Nederlanden, waarin de Zeventien Provinciën voortaan als één geheel gezien moeten worden en dat ze altijd samen zullen worden overgeërfd. In 1555 viel Luxemburg onder de Spaanse linie van de Habsburgers. In Luxemburg waren betrekkelijk weinig calvinisten en daarom bleef het land de Beeldenstorm van 1566 bespaard en bleef het gedurende de gehele Tachtigjarige Oorlog Spaansgezind.

Tussen 1684 en 1697 staat het land als gevolg van veroveringen van Lodewijk XIV, vervolgens geheel onder Franse heerschappij (toen Vauban dus al die versterkingen aanbracht). Luxemburg kwam in 1697 weer in handen van de Habsburgers, de stad kreeg in de 18e eeuw de bijnaam “Gibraltar van het Noorden”.
Vanaf 1795 wordt Luxemburg ruim 20 jaar bezet door het revolutionaire, Napoleontische Frankrijk. Het krijgt de naam Wouden (Forêts in het Frans). Nadat Napoleon in 1815 verslagen was, werd Luxemburg betwist door Nederland en Pruisen. Op het Congres van Wenen in 1815 werd toen besloten tot de vorming van het Groothertogdom Luxemburg met de Nederlandse koning Willem I als groothertog van Luxemburg ter compensatie voor het verlies van het vorstendom Fulda en Corvey. Tegelijk werd Luxemburg lid van de Duitse Bond en kreeg het een fort, dat bezet werd door Pruisische troepen.
Het fiscale beleid van het Nederlandse regime zorgde echter voor ontevredenheid onder de bevolking. In 1830 kwamen de zuidelijke Nederlanden in opstand en eisten zij hun onafhankelijkheid van Nederland. Een groot deel van de Luxemburgse bevolking vertrok voor de onafhankelijkheidsoorlog naar Brussel om zich aan te sluiten bij België.  Hoewel Willem I de Belgische afscheiding niet accepteerde en zijn legertroepen tijdens de Tiendaagse Veldtocht erop uit stuurde om de opstandige gebieden te heroveren, mocht zijn verzet niet baten. In 1831 werd met internationale steun de Duitse prins Leopold benoemd tot ‘eerste Koning der Belgen’ en in 1839 het Eerste Verdrag van Londen gesloten, waarin de Belgische onafhankelijkheid werd vastgelegd.
Bij dit Verdrag werd Luxemburg voor de derde maal opgesplitst en verloor het meer dan de helft van zijn grondgebied aan België. Luxemburg had zich tijdens de Belgische Opstand van 1830 namelijk massief achter België geschaard, behalve de stad Luxemburg, die nog altijd bezet werd door Pruisische troepen, die loyaal bleven aan de Nederlandse koning. Het grootste, overwegend Franstalige westelijke deel werd daarom samen met het voormalige Hertogdom Bouillon de Belgische provincie Luxemburg met hoofdstad Aarlen, terwijl het kleinere, overblijvende, Duitstalige oostelijke deel in personele unie met Nederland verenigd bleef.

Terwijl wij op onze fiets nog tevergeefs op zoek waren naar onze gids, kwam wij ineens oog in oog met dit enorme standbeeld van Guillame (Koning Willem II), waardoor ik me verbaasd afvroeg: wat doet die hier dan?

Dit bronzen standbeeld werd opgericht, zo begreep ik later, omdat hij ervoor gezorgd heeft, dat het Groothertogdom één van de meest liberale grondwetten kreeg van Europa.

Koning Willem II

Gedesillusioneerd over het verloop van de Belgische Revolutie droeg koning Willem I in 1840 de troon over aan zijn zoon Willem II. Hij voerde nieuwe wetten in en Luxemburg werd steeds onafhankelijker. Sinds de verdeling van Luxemburg raakte het Groothertogdom echter in grote economische problemen. Daarom maakte Willem II het Groothertogdom in 1842 onderdeel van de Duitse Zollverein. In 1843 werd er een wet ingevoerd die het leren van zowel Duits als Frans in het onderwijs verplicht maakte. De bevolking sprak onderling echter het dialect ‘’Lëtzebuerger Däitsch’’, oftewel Luxemburgs Duits. In 1859 werd het lied ‘’Mir wëlle bleiwe wat mir sinn’’[6] geschreven, om te vieren dat Luxemburg haar eerste internationale spoorweg kreeg. Het lied werd een nationaal motto voor de bevolking van Luxemburg om hun onafhankelijkheid te vieren.
Koning Willem II verklaarde zichzelf in het revolutiejaar 1848 plotseling als liberaal. Dit leidde onder andere tot een nieuwe grondwet voor Luxemburg en de oprichting van de Regeringsraad van Luxemburg. In 1849 overleed Willem II en nam zijn zoon Willem III de troon over. Hollanders werden zo al buitenlanders, voordat Limburg in 1866 officieel als provincie toetrad tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Luxemburg officieel onafhankelijk

In 1866 veroorzaakte de Oostenrijks-Pruisische Oorlog de opheffing van de Duitse bond. Het territorium van Pruisen groeide en Frankrijk wilde deze groei compenseren door Luxemburg op te eisen. Napoleon III stelde groothertog Willem III voor om Luxemburg aan Frankrijk te geven voor vijf miljoen franken. Willem III aanvaardde dit voorstel, maar dat viel bij de Pruisische kanselier Otto von Bismarck echter niet in goede aarde. Het garnizoen van Pruisen bevond zich namelijk nog steeds in de Vesting Luxemburg. Om deze crisis op te lossen verzamelden de grootmachten zich in Londen en sloten zij het Tweede Verdrag van Londen in 1867. Luxemburg werd officieel als een neutrale, onafhankelijke staat verklaard, hoewel het land nog wel in Personele Unie met Nederland verenigd bleef. Wel moesten de Pruisische vestingwerken ontmanteld worden. Slechts 10% van de vesting is hierdoor bewaard gebleven, waaronder de kazematten die tijdens de Tweede Wereldoorlog als schuilplaats dienden. Negen eeuwen na Siegfried was Luxemburg opgehouden een vesting te zijn. Als je meer wilt weten over deze zogenoemde Luxemburgse kwestie, kan ik je verwijzen naar dit speciale examenoverzicht. Inclusief video en deze webpagina van Luxemburg-city.com.

Ik had me al afgevraagd hoe dat toch zit, dat Luxemburg enerzijds een groothertogdom wordt genoemd en anderzijds nu toch ook een monarchie heeft. Om dat uit te zoeken bleek nog een hele puzzel.

De dynastie Nassau-Weilburg

Willem III regeerde nog over het Groothertogdom Luxemburg tot zijn dood in 1890. Hierna kreeg Luxemburg zijn eigen dynastie. Koning Willem III had namelijk geen mannelijke nakomelingen. Zijn dochter Wilhelmina zou koningin worden van Nederland, maar vrouwen kwamen niet in aanmerking voor de troonopvolging van Luxemburg. De dynastie van Oranje-Nassau in Luxemburg kwam hiermee tot een einde. [7]
De troon ging naar een andere tak van de familie Nassau. Adolf van Nassau werd in 1890 de opvolger van de troon en de dynastie Nassau-Weilburg regeert sindsdien over Luxemburg. Adolf werd opgevolgd door zijn zoon Willem IV. Na de dood van Willem IV van Luxemburg werd de wet omtrent de troonsopvolging alsnog aangepast, omdat hij enkel dochters had. Zijn dochter Maria Adelheid werd zo in 1912 de eerste groothertogin van Luxemburg. Maria Adelheid trad echter al in 1919 af, omdat zij te sympathiek was tegenover de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog. De monarchie hield echter stand nadat Maria Adelheids zus Charlotte haar opvolgde. Charlotte trouwde in 1919 met Felix van Bourbon-Parma, een direct afstammeling van Lodewijk XIV van Frankrijk [sic]. In 1964 abdiceerde Charlotte en werd zij opgevolgd door haar zoon Jean van Luxemburg, die tot 2000 regeerde, toen hij abdiceerde, zodat zijn zoon Henri hem kon opvolgen. Bron: https://isgeschiedenis.nl/nieuws/het-verband-tussen-de-groothertog-van-luxemburg-en-het-huis-oranje-nassau

Belangrijk om te vermelden is nog dat in Luxemburg-stad in 1952 het eerste Europese verdrag werd gesloten, die van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS). In 1985 sloot Luxemburg met vier andere EEG-lidstaten het Schengenverdrag, dat in 1995 in werking trad, genoemd naar de gelijknamige Luxemburgse plaats Schengen. En sinds 1994 behoren zowel de vesting als de oude stadswijken tot de werelderfgoedlijst van UNESCO.

Net als in Brussel, schijnt je overigens ook in Luxemburg in een multimediaruimte van 2000 m2 een Europa Experience te kunnen opdoen.

Arlon/Aarlen

De ambiance en ligging vlakbij de snelweg van het Viersterren designhotel van VAN DER VALK in LUXEMBOURG-ARLON had inderdaad een meerwaarde. Over een jaar moet de uitbreiding met een wellness en Citywave-surfzwembad klaar zijn.

Zaterdag 10/8 Op weg naar in La-Roche-en-Ardenne (bij de Ourthe-rivier)

Zoals we al eens eerder ervaren hebben bij Van der Valk hotels, is dat zij altijd een overvloedig ontbijt aanbieden. Ook nu weer!
Voor we verder reizen, zijn we toch even het oude centrum van Aarlen [in het Latijns Orolaunum] gaan bekijken: een castrum of nederzetting (vicus) dat zich bevindt langs beide oevers van de Semois. Arlon gaat prat op 2000 jaar geschiedenis en is een van de drie oudste steden van België. Het ontwikkelde zich tot een welvarende Gallo-Romeinse nederzetting dank zij de strategische ligging op het kruispunt van twee belangrijke heirwegen, Reims-Trier en Metz-Tongeren. Twee Romeinse torens (Jupiter en Neptunes) staan nog steeds overeind, evenals een Romeinse zuil en een thermaal bad. In 1839 werd Arlon definitief gekozen als hoofdstad van de provincie Luxemburg (in België).
Ik sta hieronder in het oude stadskwartier voor de Sint-Donatus-heuvel, waar Waleraan de eerste graaf van Arlon in de 11e eeuw een versterkt kasteel bouwde. Dit kasteel werd samen met de stadswallen verwoest door de troepen van de Franse Hertog De Guise. De Sint-Donatus-kerk en het klooster zelf werden hier vanaf 1621 gebouwd door Capucijnen. Veel later bouwde men daar de Belvédére-toren, het symbool van Arlon als toeristische attractiepool. De Fransen verbouwden het in 1682 tot een bastion, geïnspireerd (opnieuw) door de militaire architect Vauban!

Onderweg zagen we dat Aarlen ook een imposante synagoge heeft, versierd in een Romaans-Byzantijnse stijl, dat in 1865 als de eerste synagoge in België werd ingehuldigd. Er gaat een zekere Oosterse uitstraling van uit. Op de gemeenschappelijke begraafplaats bevindt zich tevens het oudste joods kerkhof in Wallonië (1856).

Dan las ik later nog dat de gravin Ermesinde (1186-1247) hier op grond van een droom, symbolisch op de grens van Aarlen en Luxemburg, de abdij Clairefontaine stichtte, dat bestemd was voor adellijke vrouwen, die de traditie van Cîteaux dienden te volgen. Het is haar zoon Hendrik de Blonde die in 1253 de abdij afbouwt. Het klooster werd verwoest in 1794 door de Franse Revolutionaire troepen op doortocht naar Luxemburg. In 1875 hebben Jezuïeten dit domein opgekocht, waarna zij bij opgravingen bij de crypte de overblijfselen ontdekten van Ermesinde en haar zoon en er een neo-romaanse kapel lieten bouwen om hun graftombes onder te brengen. Deze plek is nu soort archeologisch park, een echt openluchtmuseum, waar zich behalve de ruïnes,  ook de ‘heilige’ bron van Sint Bernard bevindt en een kruidentuin.

Neufchateau

Ik werd onderweg geïntrigeerd door de naam van deze plaats: zou het om negen kastelen gaan of om  een nieuwe. Bedienden op een heerlijk terras bij ‘Base Logirs’ wisten het niet of meenden het eerste. Op maps.google ontdekte ik, dat er vlakbij het Office de Tourisme een maquette moest zijn. Daar bleek dat ondanks de negen torens die we telden, het toch echt ging om een ‘novum’ kasteel, gebouwd met leistenen.

Gelukkig was er over deze toch wel bijzonder plaats bij het Huis van Arenberg zo bleek, genoeg informatie te vinden dankzij de borden buiten.

Dit bord vertelt het verhaal van Terre et Prevote Neufchâteau en 1609: een geschilderde reproductie, die Charles d’Arenberg, heer van Neufchâteau in dat jaar bestelde van een van zijn immense domeinen met zijn onderhorigheden. Deze kaart van Arenberg was waarschijnlijk bedoeld om reclame te maken voor de verkoop van een van zijn talrijke gronden. Bij nader onderzoek thuis, ontdek ik dat deze Karel van Ligne-Arenberg (1550-1616) opdrachten uitvoerde voor hertog van Alva en in 1583 het beleg om Eindhoven voerde en in 1585 om Antwerpen om een jaar later in 1586 zowaar benoemd te worden tot ridder in de Orde van het Gulden Vlies [door de Prins van Parma] en benoemde Filips II hem tot lid van de Raad van Financiën en bij het aantreden van  de landvoogd Albrecht van Oostenrijk wordt Karel benoemd tot lid van de Raad van State en benoemd als ambassadeur naar Engeland. Om ten slotte op Wikipedia te lezen dat het Twaalfjarig Bestand vanaf 1609 (!) een goede gelegenheid voor hem was om alle bezittingen die in de Verenigde Provinciën waren komen te liggen, van de hand te doen. Dat werpt dan gelijk een hele andere kijk op deze Charles, bij wiens doopsel keizer Karel V zijn peter was, en op dat kasteel van Neufchâteau en in feite het hele Huis van Arenberg.

Sint Hubert

Omdat we toch in de buurt waren, wilde ik toch deze abdij even bezoeken in de hoop op wat meer informatie over Sint Hubert. Ondanks de redelijk goed gevulde boetiek, was er vreemd genoeg niets over hem noch hun eigen geschiedenis te vinden.

Saint-Hubert, zo vertelt een legende, was een nobele jager die op een dag het licht zag: Hubertus werd geboren in Aquitanië rond 660 in een aristocratische familie. Hij was een fervente jager die het grootse deel van zijn tijd doorbracht in de bossen van de Ardennen. Hij leidde een werelds leven en vond religie niet belangrijk. Hoe meer hij op jacht ging, hoe meer hij zich verwijderde van God. Op Goede Vrijdag had hij zin om te jagen hoewel het in die tijd oneerbiedig was om te jagen op die dag.  Hij vond niemand om met hem mee te gaan, dus ging hij alleen op pad. De legende nu vertelt dat hij die dag oog in oog kwam te staan met een groot hert met een lichtend kruis tussen zijn gewei. Het hert sprak hem met diepe stem toe: “Hubertus, Hubertus! Hoe lang nog gaat u de dieren in dit bos vervolgen? Hoe lang nog zal deze passie u verhinderen om uw ziel te bekeren?” De aangeslagen Hubert wierp zich op de grond en riep: “Heer! Wat wilt u dat ik doe?» “Ga naar Lambertus, de bisschop van Maastricht» vervolgde de stem “Bekeer u en doe boete voor uw zonden”. Het hert zou Hubertus hebben aangezet om zich te bekeren en later bisschop van Tongeren en Maastricht te worden. Hij stierf in 727 en werd begraven in Luik. [8]

La-Roche-en-Ardenne, ‘parel van de Ardennen’

Verscholen tussen de veel steile hellingen vonden we in het dal van de sterk kronkelende rivier Ourthe uiteindelijk het unieke plaatsje La-Roche-en-Ardenne, uitvalbasis voor allerlei outdoor-activiteiten. We verbleven in Hôtel Moulin de la Strument iets verderop en pakten wederom onze fietsen om dit toeristische dorpje met zijn opvallende middeleeuwse kasteel te bekijken, waar een bijzonder verhaal verteld wordt over de legende van het varken van La Roche, waarin graaf Hendrik I zijn belegeraars met een misleidende truc te slim af is. En ook een verhaal over de legende van Berthe.

Het Feodale Kasteel van La Roche-en-Ardenne. De ruïnes[9] van het middeleeuwse kasteel, gebouwd tussen de 11e-12e en 13e eeuw, domineren de vallei. Ze zijn genesteld tussen een lus van de Ourthe en de steile hellingen van de Deister-heuvel en vallen op door hun donkere en indrukwekkende massa.

Hier blijken allerlei evenementen gehouden te worden:

We waren net op tijd om de Nikolaas-kerk te bezichtigen, dat een unieke expositie heeft over de ontwikkeling van glas-in-lood ramen door de eeuwen heen, met name ook het verschil tussen romaanse en gotische kunst. Voor de vertalingen, klik op deze link.

Roche-en-Ardenne blijkt ook bekend te zijn om het heftige bombardement dat daar in de 2e WO heeft plaatsgevonden. Het Musée de la Bataille des Ardennes, midden in de winkelstraat, herinnert aan de slag om de Ardennen. Ter nagedachtenis aan die Tweede Wereldoorlog staan er twee tanks.

Aan alle mooie reizen, komt een einde, maar voldaan met heel veel indrukken en informatie om te verwerken.


Het spoor naar de aartsvaders van de Lage Landen hield echter niet op. Binnen een halve week, stond mij alweer een nieuwe verrassing te wachten, vlakbij in Culemborg. Zie mijn volgende blog.

[1] De Bourgondische Vorsten (1315-1530) – Edward De Maesschalck, 2008, Deel 5 Karel de Stoute, de Verliezer.

[2] Willem van Oranje, dr. R. van Roosbroeck, 1983, blz.26

[3] https://theologienet.nl/bestanden/willem-van-oranje-chronologie.pdf

[4] zoon van Jan van Luxemburg (1296-1346); kleinzoon van Hendrik VII, koning van Bohemen.

[5] Een ruwaard was tijdens de middeleeuwen een functionaris die namens de landsheer een stad of gewest bestuurde. Meer bepaald werd de term gebruikt voor een voogd of regent namens een vorst die niet in staat was te regeren.

[6] dat wil zeggen geen Duitser of Fransman worden.

[7] In 1783 hadden de vier zijtakken van het Huis Nassau de Erneuerte Nassauische Erbverein gesloten, waarin ze bepaalden dat indien het Huis Oranje-Nassau in de mannelijke lijn zou uitsterven, de bezittingen over zouden gaan naar het hoofd van de Walramse Linie van het Huis Nassau. Aangezien Willem III alleen een dochter had, ging Luxemburg over naar de Walramse Linie.

[8] https://blik-ardennen.ardennebelge.be/saint-hubert-de-legende-van-een-nobele-jager/

[9] De Franse koning Lodewijk XIV van Frankrijk veroverde het kasteel op 10 augustus 1681. Door keizer Jozef II opgegeven, verviel het kasteel in ruïnes en werden in de negentiende eeuw door de inwoners van La Roche van alle bruikbare spullen ontdaan.

Voetennoten bij paragraaf over Roomse Keizers
[1] Hij wordt ook wel Jan van Luxemburg genoemd. Jan trok op 7 februari 1311 Praag binnen, waar hij werd gekroond als koning van Bohemen. Voor Jan betekende het accepteren van de Boheemse kroon ook, dat hij aanspraak maakte op de tronen van Polen en Hongarije. Jan van Luxemburg, de grote ridder en toernooiheld, was in 1337 aan het rechteroog blind geworden. Onder Jan de Blinde kreeg de stad Luxemburg in 1340 een nieuwe stadsmuur. Ook verleende hij op 20 oktober 1340 de stad het recht tot het houden van een jaarmarkt in de tweede helft van augustus, die nog steeds elk jaar plaatsvindt (Schobermesse). Hij sneuvelde bij de Slag van Crecy in augustus 1346 tijdens de Honderdjarige Oorlog. De dood van Jan liet een diepe indruk na op de Europese adel: Jan was tot op het eind zijn eed trouw gebleven en stierf als belichaming van het ideaal van het Europese ridderschap.

[2] zoon van Jan van Luxemburg (1296-1346); kleinzoon van Hendrik VII, koning van Bohemen.

[3] Anna van Bohemen, zijn oudste dochter trouwde in 1382 met koning Richard II van Engeland (1367-1400), aan wie William Shakespeare een toneelstuk wijdde met de titel The Tragedy of King Richard the Second. Door deze betrekking met het koningshuis van Engeland, studeerden een aantal Tsjechen rond 1382 te Oxford. Zij brachten vervolgens John Wycliffe’s leer mee naar de universiteit van Praag, waar de professor en prediker Johannes Hus (1369-1415) de grootste verkondiger van diens leer werd. Aan wie Siegfried tevergeefs een vrijgeleide had meegegeven. Zijn tweede zoon Jan van Görlitz bij Elisabeth van Pommeren, werd de vader van Elisabeth van Görlitz, die zou trouwen met Anton van Bourgondië!

[4] Deze Wenceslaus was de zoon van keizer Karel IV en zijn derde vrouw Anna van Schweidnitz.

Bij de dood van zijn vader had hij reeds de titel van rooms-koning als Wenceslaus I en werd ook koning van Bohemen (1378-1419) als Wenceslaus IV.  Bij de dood van zijn oom Wenceslaus I in 1383 erfde hij het hertogdom Luxemburg.
Wenceslaus verpandde op 26 februari 1388 het hertogdom Luxemburg aan zijn neef Jobst van Moravië. Van die dag tot 23 november 1457 was er sprake van een erfhertog en een regerend hertog “bij verpanding”. Na de dood van Jobst in 1411 probeerde Wenceslaus zijn beslissing ongedaan te maken door opnieuw de macht te grijpen, maar hij stond de macht een jaar later alweer af aan Antoon van Bourgondië, de echtgenoot van zijn nicht Elisabeth van Görlitz.
Aangezien Wenceslaus al zijn tijd doorbracht in Bohemen en bovendien een drankprobleem had, vond een deel van de keurvorsten dat hij het Roomse Rijk verwaarloosde. In 1400 werd hij afgezet als rooms-koning en vervangen door Ruprecht van de Palts uit het Huis Wittelsbach.

[5] In 1396 begon hij als Hongaarse koning samen met het opperbevel van Jan zonder Vrees een kruistocht tegen de oprukkende Ottomanen o.l.v. sultan Bayezid, die het land vanuit het zuiden bedreigden. Hij werd echter vernietigend verslagen bij Nicopolis, aan de oevers bij de Donau.

You may also like

Blijf op de hoogte, blijf geïnspireerd

Abonneer u op onze nieuwsbrief voor de laatste trends en tips!

@2025 u2013 All Right Reserved. Designed and Developed by PenciDesign